Persoonlijkheidstheorie en Zelfonderzoek
Video-Link: https://youtu.be/zgfhOJBQDkM
Carl Rogers was een vooraanstaand psycholoog en een van de personen die de humanistische beweging heeft opgericht. Samen met Abraham Maslow richtte hij zich op het groeipotentieel van gezonde individuen en droeg hij sterk bij aan ons begrip van het zelf en persoonlijkheid. De theorieën van Rogers en Maslow focussen beide op persoonlijke keuzes en geloven niet dat biologische aanleg bepalend is. Ze benadrukten de vrije wil en zelfbeschikking en dat elk mens de beste versie van zichzelf kan willen worden.
De humanistische psychologie benadrukte de actieve rol van de persoon in het vormgeven van zijn innerlijke en externe wereld. Rogers heeft dit vakgebied verder ontwikkeld door te benadrukken dat de mensen actieve, creatieve en ervarende wezen zijn die in het heden leven en subjectief reageren op de huidige waarnemingen, relaties en ontmoetingen.
Rogers zegt dat het menselijk ‘wezen’ een onderliggende ‘neiging tot zelfverwerkelijking’ heeft met als doel al zijn capaciteiten te ontwikkelen op een manier die het wezen in stand houdt of versterkt en het tot autonomie brengt. Deze neiging is sturend, constructief en aanwezig in alle levende wezens. De neiging totzelfverwerkelijking kan worden onderdrukt, maar nooit worden vernietigd zonder het wezen te vernietigen (Pescitelli, D., 2000).
Rogers baseerde zijn theorieën over persoonlijkheidsontwikkeling op de humanistische psychologie en theorieën over subjectieve ervaringen. Hij geloofde dat iedereen bestaat in een voortdurend veranderende wereld van ervaringen waarvan hij/zij het middelpunt vormt. Een persoon reageert op veranderingen in zijn belevingswereld die externe objecten en mensen en innerlijke gedachten en emoties omvat.
De belevingswereld verwijst naar de subjectieve werkelijkheid van een persoon die externe objecten en mensen en interne gedachten en emoties omvat. De motivatie en de omgeving van de persoon reageren beide op basis van hun ervaringswereld.
Rogers geloofde dat alle gedrag wordt gemotiveerd door de neiging tot zelfverwerkelijking die een persoon ertoe aanzet om het hoogste niveau te bereiken. Als gevolg van hun interactie met de omgeving en anderen, vormt een persoon een structuur van het zelf of zelfbeeld: een georganiseerd, plooibaar, conceptueel patroon van concepten en waarden met betrekking tot het zelf. Als iemand een positief zelfbeeld heeft, voelt hij zich goed over wie hij/zij is en ziet hij/zij de wereld meestal als een veilige en positieve plek. Als iemand een negatief zelfbeeld heeft, kan deze zich ongelukkig voelen over wie hij/zij is.
Rogers verdeelde het zelf verder in twee categorieën: het ideale zelf en het echte zelf. Het ideale zelf is de persoon die je zou willen zijn en het echte zelf is de persoon die je werkelijk bent. Rogers concentreerde zich op het idee dat we samenhang moeten bereiken tussen deze twee kanten. We ervaren harmonie wanneer onze gedachten over ons werkelijke zelf en ons ideale zelf erg op elkaar lijken, met andere woorden, wanneer ons zelfbeeld accuraat is. Veel harmonie leidt tot een sterker gevoel van eigenwaarde en een gezond en productief leven. Omgekeerd, wanneer er een grote discrepantie is tussen ons ideale en werkelijke zelf, ervaren we een toestand die Rogers ongerijmdheid noemt, wat kan leiden tot onevenwichtigheid.
bron: http://oer2go.org
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-ShareAlike 4.0 International License
Iemands ideale zelf is misschien niet consistent met wat er werkelijk gebeurt in het leven en de ervaringen van die persoon. Daarom kan er een verschil bestaan tussen iemands ideale zelf en de werkelijke ervaring. Dit wordt ongerijmdheid genoemd.
Wanneer iemands ideale zelf en werkelijke ervaringen consistent zijn of erg vergelijkbaar, is er een toestand van harmonie. Zelden of nooit bestaat er een totale toestand van harmonie; alle mensen ervaren een zekere mate van ongerijmdheid.
Het ontstaan van harmonie hangt af van onvoorwaardelijke positieve waardering. Carl Rogers geloofde dat iemand in een toestand van harmonie moet verkeren om zichzelf te kunnen verwezenlijken.
Volgens Rogers willen we voelen, ervaren en ons gedragen op een manier die consistent is met ons zelfbeeld dat weerspiegelt hoe we graag zouden willen zijn: ons ideale zelf.
Hoe dichter ons zelfbeeld en ideale zelf bij elkaar staan, hoe consistenter of harmonieuzer we zijn en hoe sterker ons gevoel van eigenwaarde. Iemand zou in een toestand van ongerijmdheid verkeren als een deel van zijn ervaringen voor hem of haar onaanvaardbaar is en in het zelfbeeld wordt ontkend of vervormd.
Ongerijmdheid is ‘een discrepantie tussen de feitelijke ervaring van het wezen en het zelfbeeld van de persoon, voor zover die deze ervaring vertegenwoordigt.’
Omdat we onszelf het liefst zien op een manier die in overeenstemming is met ons zelfbeeld, kunnen we gebruikmaken van afweermechanismen zoals ontkenning of onderdrukking om ons minder bedreigd te voelen door onze ongewenste gevoelens. Een persoon wiens zelfbeeld niet strookt met zijn/haar werkelijke gevoelens en ervaringen, zal zich verdedigen omdat de waarheid pijn doet.
Carl Rogers (1951) was van mening dat een kind twee basisbehoeften had: positieve aandacht van anderen en eigenwaarde.
In hoe we over onszelf denken zijn onze gevoelens van eigenwaarde van cruciaal belang voor onze psychische gezondheid en de waarschijnlijkheid dat we onze levensdoelen en -ambities en zelfverwezenlijking zullen behalen.
Eigenwaarde kan worden gezien als een continuüm van zeer sterk tot zeer zwak. Een persoon met veel eigenwaarde heeft volgens Carl Rogers (1959) zelfvertrouwen en positieve gevoelens over zichzelf, gaat levensuitdagingen aan, accepteert af en toe falen en verdriet en staat open voor andere mensen.
Een persoon met een lage dunk van zichzelf mijdt mogelijk levensuitdagingen, accepteert niet dat het leven soms pijnlijk en ongelukkig is en is defensief en terughoudend tegenover andere mensen.
Rogers was van mening dat gevoelens van eigenwaarde zich in de vroege kinderjaren ontwikkelden en werden gevormd door de interactie tussen het kind en de moeder en de vader. Naarmate een kind ouder wordt, beïnvloeden interacties met belangrijke anderen het gevoel van eigenwaarde.
Rogers vond dat we positief bejegend moeten worden door anderen. We moeten ons gewaardeerd, gerespecteerd, met genegenheid behandeld en geliefd voelen. Positieve waardering is hoe anderen ons zien en beoordelen tijdens sociale interactie. Rogers maakte een onderscheid tussen onvoorwaardelijke positieve waardering en voorwaardelijke positieve waardering.
Onvoorwaardelijk positieve waardering
Onvoorwaardelijk positieve waardering is wanneer ouders, belangrijke anderen (en de humanistische therapeut) de persoon accepteren en van hem/haar houden zoals hij of zij is. Positieve waardering wordt niet ingetrokken als de persoon iets verkeerds doet of een fout maakt.
Het gevolg van onvoorwaardelijk positieve waardering is dat de persoon zich vrij voelt om dingen uit te proberen en fouten te maken, ook al worden de zaken hierdoor soms nog erger.
Mensen die het lukt om zichzelf te verwezenlijken, hebben meer kans op onvoorwaardelijke positieve waardering van anderen, vooral van hun ouders in de kindertijd.
Voorwaardelijk positieve waardering
Voorwaardelijke positieve waardering is wanneer positieve waardering, lof en goedkeuring afhangen van het feit of het kind zich bijvoorbeeld gedraagt op een manier die de ouders correct vinden.
Het kind is dus niet geliefd om de persoon die hij of zij is, maar op voorwaarde dat hij/zij zich gedraagt op de manier die de goedkeuring heeft van de ouder(s).
In het uiterste geval is het waarschijnlijk zo dat een persoon die voortdurend naar bevestiging van andere mensen zoekt, als kind alleen voorwaardelijke positieve waardering heeft ervaren.
bron: McLeod, S. A. (2014, Feb 05). Carl Rogers. Retrieved from https://www.simplypsychology.org/carl-rogers.html
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-Noncommercial-No Derivative Works 3.0 Unported License.
Dus…
Volgens Rogers worden mensen die zichzelf kunnen verwezenlijken, volledig functionerende personen genoemd. Hoe dichter het zelfbeeld en het ideale zelf van de persoon elkaar naderen, hoe harmonieuzer en samenhangender de persoon is en hoe sterker zijn gevoel van eigenwaarde.
Het gevolg van ongerijmdheid is onwillekeurig gedrag dat in strijd is met de voorwaarden voor waardering en dat of wordt ontkend, of in het bewustzijn volledig wordt vervormd. Ongerijmdheid ervaren wijst op een fundamentele inconsistentie in het zelf.
Hoe kun je ongerijmdheid oplossen?
Nadat de cliënt heeft erkend dat hij/zij zelf verantwoordelijk is (en niet de coach) voor al zijn/haar handelingen, moet hij/zij alle problematische kwesties onderzoeken die discrepantie veroorzaken tussen het echte zelf en het ideale zelf.
De succesvolste manier is begeleiding door een transitiecoach die zelfontdekking ondersteunt via een niet-directieve coachingmethode.
Zelfonderzoek in deze context door te kijken naar de eigen gedachten, gevoelens, gedrag en motivaties en zich afvragen waarom. Het gaat om op zoek gaan naar de wortels van wie we zijn en de antwoorden op alle vragen die we over onszelf hebben.
Ten slotte, vooral als advies bedoeld en niet als regel, beschrijft Rogers een volledig functionerend/psychisch gezond persoon aan de hand van een aantal indicatoren. De vijf belangrijkste indicatoren zijn deze:
- Openstaan voor ervaringen. Steeds meer openstaan voor ervaringen, de defensieve houding verlaten en geen behoefte hebben aan ‘subliminale perceptie’ (een perceptuele verdediging waarbij onbewust strategieën worden toegepast om te voorkomen dat verontrustende prikkels het bewustzijn binnendringen.
- Existentieel leven. Een steeds meer existentiële levensstijl – elk moment voluit doorleven – en het moment niet vervormen en aanpassen aan de persoonlijkheid of het zelfbeeld, maar de persoonlijkheid en het zelfbeeld uit de ervaring laten voortkomen. Dit leidt tot in enthousiasme, durf, aanpassingsvermogen, tolerantie, spontaniteit en weinig starheid en wijst op vertrouwen.
“To open one’s spirit to what is going on now, and discover in that present process whatever structure it appears to have” (Rogers 1961)
- Wezenlijk vertrouwen. Vergroten van wezenlijk vertrouwen – vertrouwen op het eigen oordeel en het vermogen om op elk moment het juiste gedrag te kiezen. Niet vertrouwen op bestaande codes en sociale normen maar erop vertrouwen dat, omdat je openstaat voor ervaringen, te kunnen vertrouwen op het eigen gevoel van goed en fout.
- Experiëntiële vrijheid. Keuzevrijheid – niet gehinderd worden door de beperkingen die een ongerijmd individu ervaart, maar meer soorten keuzes flexibeler kunnen maken. Vinden dat je een rol kunt spelen in het bepalen van je eigen gedrag en je dus verantwoordelijk voelen voor je eigen gedrag.
- Creativiteit. Hieruit volgt dat je je vrijer voelt om creatief te zijn. Je zult ook creatiever zijn in de manier waarop je je aanpast aan de eigen omstandigheden zonder je te schikken.
In de literatuur staan nog twee indicatoren:
Betrouwbaarheid en constructieve houding. Je kunt vertrouwen op een constructieve houding. Een persoon die openstaat voor al zijn behoeften, zal die in balans weten te houden. Ook agressieve behoeften worden aangepakt en in balans gehouden door de intrinsieke goedheid van personen die in harmonie zijn.
Een rijk en vol leven. Rogers beschrijft het leven van het volledig functionerende persoon als rijk, vol en spannend en oppert dat ze vreugde en pijn, liefde en liefdesverdriet, angst en moed intenser beleven. Rogers’ beschrijving van het goede leven.
bron: https://en.wikipedia.org/wiki/Carl_Rogers
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-ShareAlike 4.0 International License
Zelfonderzok
Als coachen gaan we onvermijdelijk gepaard met de vraag hoe lang de coaching moet duren. Vaak is de duur beperkt door financiële aspecten. Als we een integraal concept volgen hangt de duur in de eerste plaats af van de behoeften van de klant, onze eigen professionaliteit en van enkele indirecte factoren. Het is ons duidelijk dat we samen doelen moeten stellen na het opbouwen van een duurzame relatie tussen coach en klant. Bij het bepalen van de doelen is het aspect verborgen, hun prestatie op gezette tijden om na te denken en om niveaus van bereiken te bereiken. We hebben hiervoor een aantal psychometrische testprocedures beschikbaar. Aan de andere kant hebben we een foto nodig die ons onmiddellijk een indruk geeft, terwijl we reflecteren over het niveau van metacommunicatie in gesprek. Door de zelfexploratieschaal van Reinhard en Annemarie Tausch te internaliseren, hebben we een hulpmiddel tot onze beschikking om na te denken over wat er zojuist met de cliënt is gebeurd, hoe de methoden de ontwikkeling van de cliënt hebben ondersteund en hoe de relatie tussen coach en klant in deze context werkt.
Video-Link: https://youtu.be/L_qotcQp3II
Zelfonderzoek betekent kijken naar je eigen gedachten, gevoelens, gedrag en motivaties en je het waarom daarvan afvragen. Het betekent op zoek gaan naar de wortels, naar wie je bent en wil het antwoord vinden op alle vragen die we over onszelf hebben
Deze schaal is voor het eerst door C.B. Truax geoperationaliseerd en daarna herzien door R. Tausch.
Om deze schaal toepasbaar te maken, moeten we eerst nog een keer kijken naar het proces van niet-directieve coaching door de transitiecoach.
De omgekeerde piramide bestaande uit negen rechthoeken met verschillende niveaus van transparantie en grootte. Beide symboliseren dat hoe verder de cliënt is in zijn/haar zelfonderzoek, hoe meer hij of zij het besef van gevoelens, emoties en gedachten, de achtergronden daarvan en het vermogen om zichzelf te ontwikkelen, kan uitbreiden.
bron: R. Tausch Erziehungspsychologie. Begegnung von Person zu Person. Göttingen 1969
« Citaat R. & A. Tausch 1969:
‘Schaal voor de beoordeling van zelfonderzoek door de klant
- Stap 1 – De cliënt praat niet over zichzelf, zijn gedrag of zijn gevoelens. Hij heeft het uitsluitend over feiten die los staan van zijn persoon.
- Stap 2 – De cliënt doet geen verslag over zichzelf, zijn gedrag of zijn gevoelens. Hij spreekt alleen over personen en/of zaken die met hem te maken hebben (bijvoorbeeld zijn ouders en zijn auto).
- Stap 3 – De cliënt doet verslag over externe gebeurtenissen en zijn eigen gedrag en zegt niets over de daarmee gepaard gaande gevoelens.
- Stap 4 – De cliënt doet verslag over externe gebeurtenissen en zijn eigen gedrag en zegt niets over de daarmee gepaard gaande gevoelens. De coach kan ervan uitgaan dat zijn/haar uitspraken betrekking hebben op gevoelens of zaken die belangrijker zijn voor hem/haar.
- Stap 5 – De cliënt doet verslag over zijn eigen gedrag of externe gebeurtenissen en de daarmee gepaard gaande gevoelens. Het verslag bestaat voornamelijk uit een beschrijving van zijn/haar gedrag of de externe gebeurtenissen, de gevoelens worden kort vermeld.
- Stap 6 – De cliënt doet verslag over zijn/haar eigen gedrag of externe gebeurtenissen en de daarmee gepaard gaande gevoelens. De verklaring bestaat voornamelijk uit een beschrijving van zijn gevoelens.
- Stap 7 – De klant doet vooral verslag van zijn gevoelens. Daarnaast moet de coach een toenadering van de cliënt opmerken om zijn emoties te verduidelijken en deze in een nieuwe context te zien en zich afvragen waar een bepaalde houding vandaan komt.
- Stap 8 – De cliënt beschrijft zijn gevoelens gedetailleerd en drukt naar zijn beleving, duidelijk de zoektocht uit naar nieuwe aspecten en verbanden.
- Stap 9 – De cliënt beschrijft zijn gevoelens gedetailleerd. Het is duidelijk dat hij/zij in zijn/haar beleving nieuwe aspecten aantreft en verbanden legt.
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-ShareAlike 4.0 International License
The European Commission support for the production of this publication does not constitute an endorsement of the contents which reflects the views only of the authors, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.